
Stedelijke Ecologische Structuur Groningen
- Geplaatst door gertjan
- Op 29 januari 2016
In opdracht van de gemeente Groningen voert Koeman en Bijkerk sinds 2008 een omvangrijk project uit omtrent de stadsnatuur in Groningen. Een groot aantal onderling verbonden groenstructuren en waterpartijen vormen samen de Stedelijke Ecologische Structuur (SES). De SES bestaat uit kerngebieden en ecologische verbindingszones, met elk hun eigen natuurwaarde. Het onderzoek heeft als doel om een zo goed mogelijk ecologisch beheer van het stedelijk groen tot stand te brengen.
De stad is op basis van geomorfologie en stedelijke infrastructuur opgedeeld in vijf deelgebieden. Voor elk van deze stadsdelen zijn doelsoorten aangewezen. Vaak worden vrij kritische soorten als doelsoort aangewezen, welke kenmerkend zijn voor een bepaalde habitat. Het achterliggende idee is dat een habitat dat geschikt is voor een veeleisende soort, ook geschikt is voor minder kritische soorten. Behalve doelsoorten zijn ook begeleidende soorten aangewezen. Dit zijn iets minder kritische soorten die vaak samen voorkomen met een bepaalde doelsoort. Het voorkomen van een begeleidende soort kan een aanduiding zijn dat het gebied ook mogelijkheden heeft voor de doelsoort met welke deze vaak voorkomt.
Om een goed beeld te krijgen van het voorkomen van alle doelsoorten en begeleidende soorten, is een omvangrijk monitoringsprogramma opgezet. Bij een dergelijk groot monitoringsprogramma is het uitermate belangrijk dat voor aanvang van de monitoring alles goed wordt georganiseerd. Hoe moeten de verschillende soortgroepen worden gemonitord? Waar binnen de gebieden moet dat gebeuren? Hoe moeten de gegevens uiteindelijk worden opgeleverd? Het monitoringsplan is daarom opgebouwd uit een rooster, kaartmateriaal, monitoringshandleidingen per soortgroep en veldformulieren. Vanwege de grote hoeveelheid informatie die voortkomt uit de inventarisaties, heeft Koeman en Bijkerk een systeem ontwikkeld voor de digitale verwerking van alle gegevens. Dit systeem maakt het mogelijk om alle data op een overzichtelijke manier te presenteren.
In de gebieden waar faunapassages liggen worden deze meegenomen in de gebiedsmonitoring om de migratie tussen groengebieden in kaart te brengen. Terrestrische passages worden onderzocht door een inkt- of zandbed neer te leggen en vervolgens sporenonderzoek te doen. Het gebruik van aquatische passages wordt door elektrovisserij in kaart gebracht.
Voor elk gebied en voor elke soortgroep wordt telkens weer gekeken waar de kansen liggen. In de monitoringsrapportages worden voor elk gebied dan ook aparte aanbevelingen gegeven omtrent het beheer van deze gebieden.
Koeman en Bijkerk kan vergelijkbare monitoringen ook voor andere gemeenten en terreinbeherende instanties uitvoeren. Vanzelfsprekend wordt rekening gehouden met uw specifieke wensen.
Voor meer informatie kunt u onze brochure over ons onderzoek binnen de Stedelijke Ecologische Structuur van Groningen opvragen via Gertrud Berg.
Links